Waar komen al die RTC’s vandaan?

De laatste tijd neemt het aantal Realtime Closures (RTC’s) hand over hand toe. Meerdere lidstaten en ook Noorwegen passen deze maatregel toe ter bescherming van ondermaatse vis. Waar komt dit fenomeen vandaan en wat zijn de regels rond de instelling van RTC’s.? De visserijorganisaties vragen het ministerie van LNV om nader overleg over dit onderwerp.

De Europese regelgeving rond de instelling van Realtime sluitingen dateert al van 2010. In een verordening, opgesteld door de Europese Commissie, zijn regels opgenomen om ondermaatse kabeljauw, schelvis, koolvis en wijting extra te beschermen.

Deze maatregelen worden toegepast op de Noordzee en in het Skagerrak en gelden voor alle gesleepte vistuigen op demersale bestanden, zoals boomkor, bordentrawl en flyshoot.

De laatste paar jaar zien we in de Centrale en Zuidelijke Noordzee een toename van rondvissoorten, met name wijting en schelvis. Hieronder regelmatig ook veel ondermaatse exemplaren van genoemde soorten.

En als er bij controle aan boord van een vissersvaartuig te veel ondermaatse vis van één van de genoemde vier rondvissoorten wordt aangetroffen (en daarvan is al sprake bij 15% ondermaatsen) kan besloten worden tot de instelling van een RTC.

Een RTC is maximaal 50 vierkante mijl groot en duurt 21 dagen (3 weken). Na 21 dagen vervalt deze automatisch.

Bij de totstandkoming van de regeling in 2010 hebben we al gewaarschuwd voor onwerkbare situaties in de gemengde visserij op demersale soorten. Het vangstdrempel percentage van 15% is onrealistisch laag en als we niet oppassen blijft een vaartuig stomen om RTC-gebieden te mijden.

Voor de bureaucraten is het heel simpel; je moet net zo wijd gaan vissen totdat je niet of nauwelijks nog ondermaatse vis vangt. Dat dit in de praktijk onwerkbaar is, hebben ze geen boodschap aan.

Procedure

Voor de bepaling van het percentage ondermaatsen is een procedure vastgelegd in de betreffende verordening:

1, Indien mogelijk worden de steekproeven in nauwe samenwerking met de kapitein van het vissersvaartuig en diens bemanning genomen en gemeten.

2. De totale vangst in de trek wordt geraamd.

3. Er wordt een steekproef genomen wanneer één trek naar schatting ten minste 300 kg kabeljauw, schelvis, koolvis en wijting bevat:

  • de minimale omvang van de steekproef is 200 kg kabeljauw, schelvis, koolvis en wijting;
  • de steekproef moet zo worden genomen dat hij de samenstelling van de vangst met betrekking tot de vier soorten weerspiegelt;
  • indien dit, gelet op de omvang van de vangst, dienstig is, moet de steekproef in het begin, in het midden en aan het einde van de vangst worden genomen.

4. De hoeveelheid jonge exemplaren wordt berekend als een percentage per soort en als een totaal van de vier soorten.

5. Het steekproefverslag wordt onmiddellijk nadat de steekproef is gemeten, naar behoren ingevuld. Het verslag wordt vervolgens aan de kuststaat gezonden.

Een RTC wordt van toepassing verklaard voor alle demersale vistuigen, dus ook voor een vistuig dat geen of veel minder (ondermaatse) rondvis bijvangt. En daar zit een stuk onrechtvaardigheid, immers het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een twinrigger te veel ondermaatse rondvis vangt maar dat een boomkorkotters die niet of nauwelijks vangt. Maar zo’n RTC geldt dan toch ook voor de boomkor.

Noorwegen kent een ander systeem. Daar wordt een gebied om ondermaatse vis extra te beschermen ook aangewezen op grond van controles aan boord van vissersvaartuigen maar een visserman kan contact opnemen met de controledienst om te overleggen over de voorwaarden waaronder toch in het gebied gevist mag worden, bijvoorbeeld met een grotere maaswijdte.

Binnenkort hebben we overleg met LNV om te bezien of de Europese regeling enigszins aangepast kan worden, onder andere over welke vistuigen wel/niet en aanvullende voorwaarden.