Overleg over TAC-splitsingen

In de Special Fisheries Committee (SFC) spreken de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) over het visserijbeleid voor gezamenlijk beheerde bestanden. Voor de kottersector zijn op dit moment van belang de onderwerpen “beheer non-quota-soorten” en opsplitsing TAC’s.

Bij het beheer van non-quota-soorten wordt in het bijzonder gekeken naar de toegenomen activiteiten van de Flyshooters. Zowel binnen het VK als ook door afzonderlijke lidstaten wordt gekeken naar beheermaatregelen voor dit vlootsegment in hun respectievelijke wateren, waarbij de opmerking geplaatst kan worden dat lidstaten hierover alleen in EU-verband afspraken kunnen maken.

In het VK, wat sinds Brexit wel zelfstandig besluiten kan nemen, heeft hierover eind vorig jaar een consultatie plaats gevonden en het is niet uit te sluiten dat het VK eenzijdig maatregelen afkondigt voor de visserij in de Britse wateren, met name binnen de 12-mijlszone.

In de SFC is afgesproken te gaan werken met een aantal pilots waar het gaat om het beheer van non-quota-soorten. Hierbij wordt als eerste pilot het beheer van St. Jacobsschelpen genoemd. De visserij op deze soort vindt met name door Franse en Britse vissers plaats in de Seinebaai op basis van vrijwillige afspraken.

Opsplitsing TAC’s

In de Noordzee kennen we gecombineerde TAC’s voor tarbot/griet en tongschar/witje.

Vanuit ICES wordt al jaren aangegeven dat gecombineerde TAC’s een goed beheer van afzonderlijke bestanden bemoeilijkt zo niet onmogelijk maakt.

Vandaar hebben de beheerders ICES gevraagd om advies en het is niet verrassend dat tot het advies gekomen is om de TAC’s uit elkaar te trekken. Ook in 2018 bracht ICES hetzelfde advies uit.

Desgevraagd hebben we vanuit VisNed laten weten in algemene zin geen voorstander van splitsing te zijn. Deze TAC’s zijn ooit ingesteld bij een discussie rond de toegang van Spanje tot de Noordzee, zonder het oogpunt van beheer van deze bijvangstsoorten. Het heeft dus een puur politieke / beleidsmatige oorsprong.

Onze bezwaren tegen een splitsing heeft ook te maken met het gegeven dat ICES de ontwikkelingen van deze bestanden niet correct monitort, dus de beschikbare informatie is figuurlijk gesproken zeer ondermaats.

Ook WMR zelf onderschrijft dat, vandaar werken we nu bijvoorbeeld al een aantal jaren aan een bedrijfssurvey tarbot om accuratere data te verkrijgen. Maar dit proces is nog niet klaar.

Geen goede data betekenen dat schommelingen niet of te laat worden opgemerkt, wat kan betekenen dat één van deze soorten zich in het kader van de aanlandplicht zich zomaar aandient als een chokespecie.

We hebben sterk de indruk dat het primair nog steeds niet gaat om een juist beheer maar meer om de onderhandelingen in het kader van de SFC belangrijker te maken.

Voor geen van genoemde soorten geldt in de aanlandplicht een uitzondering of deminimis (meer) en gezien de voortdurende druk vanuit Brussel om uitzonderingen / deminimis te schrappen, zal de mogelijkheid van een vrijstelling aanlandplicht alleen maar afnemen.

Ondanks bezwaren uit de visserijsector lijkt het er toch op dat beleidsmakers de opsplitsing erdoor willen drukken. Het ICES-advies dateert van 16 december 2022 en binnen de SFC geldt als termijn dat heraan opvolging moet worden gegeven slechts 6 maanden wat betekent dat 16 juni as. er al knopen doorgehakt moeten worden.

In ieder geval overleggen we intensief met het ministerie van LNV om voor Nederland de meest pragmatische aanpak te benaderen. Hierbij gaat het om het kiezen van de juiste referentieperiode en ook dat er een goede verdeling plaats vindt tussen de gebieden die hierin betrokken worden; Noordzee, Skagerrak en Oostelijk Engels kanaal.