ICES-advies 2026 toont robuuste visbestanden; tong en kabeljauw nog onder beoordeling

De meeste van de voor de Nederlandse visserij in de Noordzee belangrijke bestanden staan er goed voor volgens de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES). Dat bleek vandaag tijdens de presentatie door Wageningen Marine Research (WMR) van de vangstadviezen voor 2026.

Wel moest ICES besluiten om het advies voor Noordzee-tong en kabeljauw uit te stellen tot oktober as., voor kabeljauw zorgt dit voor onzekerheid, bij tong heeft het meer te maken met procedurele punten.

In het najaar zullen onderhandelingen tussen de Europese Unie (EU), het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen (NOR) moeten leiden tot vaststelling van de nieuwe vangstquota, waarbij de vangstadviezen van ICES een belangrijke rol spelen.

De informatie over de voor de kottersector belangrijke visbestanden luidt als volgt:

Vangstadvies tong en kabeljauw uitgesteld wegens afronding berekeningen en kwetsbare bestanden
Door vertragingen bij het afronden van de berekeningen voor tong konden de noodzakelijke kwaliteitscontroles niet op tijd worden uitgevoerd. Daarom is de publicatie van het vangstadvies uitgesteld tot 10 oktober as.

Naar verwachting zal dit geen significante verandering teweegbrengen in de beoordeling: de toestand van het tongbestand wordt als goed beoordeeld en bevindt zich boven het biomassa-streefniveau voor een duurzame langetermijnvangst (MSY: maximaal duurzame oogst).

Het nieuwe advies voor tong al waarschijnlijk weinig afwijken van dat van dit jaar. Het vangstadvies voor 2025 was 10.196 ton.

Voor kabeljauw is de situatie anders. Het kabeljauwbestand in de Noordzee en ten westen van Schotland is na de benchmark in 2023 opgedeeld in drie deelbestanden: het zuidelijke (zuidelijke Noordzee), het noordwestelijke (noordwestelijke Noordzee en ten westen van Schotland) en het Viking-deelbestand (noordoostelijke Noordzee).

Het zuidelijke deelbestand verkeert volgens ICES in slechte staat: de populatie zit onder het kritieke biomassa-limietniveau, wat de voortplanting in gevaar brengt. Herstel vereist een zeer beperkte of bij voorkeur géén vangst.

Omdat deze drie deelbestanden zich na het eerste kwartaal vermengen, kunnen ze samen worden gevangen. Het niveau van vermenging is echter moeilijk nauwkeurig vast te stellen.

ICES is daarom momenteel niet in staat afzonderlijk vangstadvies te geven voor de noordwestelijke en Viking-deelbestanden zonder het zuidelijke bestand in gevaar te brengen.

De voorlopige conclusie van ICES is een nulvangst voor alle drie maar het advies wordt tot nader orde uitgesteld om verder overleg te voeren met de adviesvragers (EU, VK, Noorwegen) over een bruikbare formulering.

Er worden genetische gegevens verzameld, zodat ICES in de toekomst specifiek vangstadvies per deelbestand en gebied kan geven. Zo kan men beter rekening houden met de vermenging, en hoeft een voorzorgsmaatregel voor alle deelbestanden niet langer standaard te worden toegepast.

Scholbestand op historisch hoog niveau, maar lager advies door nieuwe berekeningsmethode
Het scholbestand in de Noordzee en het Skagerrak verkeert in uitstekende gezondheid. De biomassa ligt rond de 1 miljoen ton, ruim boven het MSY-niveau.

De visserijdruk ligt al sinds 2007 onder het MSY-niveau en is vanaf 2019 nog verder gedaald. Sterke jaarklassen uit 2018, 2021 en 2023 dragen bij aan verdere groei.

Er is een kleine aanpassing gedaan in de methode voor bestandschatting, waarna ook de referentiepunten zijn herzien. Het nieuwe streefniveau voor visserijdruk (FMSY) ligt lager dan voorheen.

Voor 2026 adviseert ICES daarom een maximale vangst van 163.951 ton schol. Ondanks de groei van het bestand betekent dit een daling van 7% ten opzichte van het advies van vorig jaar.

Het aandeel teruggegooide vissen (discards) is de afgelopen tien jaar toegenomen. Mogelijk hangt deze stijging samen met een afname van de gemiddelde lengte van de gevangen vissen.

Bijvangstsoorten tonen herstel of groei, met ruimte voor hogere vangstadviezen
ICES bracht ook advies uit voor diverse soorten die niet tot de belangrijkste doelsoorten van de Nederlandse visserij behoren, maar wel van waarde zijn als bijvangst in de visserij op platvis. In oktober volgt advies voor Noorse kreeftjes (langoustines), waarvoor de wetenschappelijke surveys in de zomer plaatsvinden.

Tarbot: vangstadvies stijgt met 36% dankzij herzien bestandsschatting en goede aanwas
In 2025 is de rekenmethodiek voor tarbot herzien via een benchmarkproces. Hierbij zijn zowel de gebruikte gegevens als het model zelf aangepast. Voor het eerst wordt ook de Nederlandse bedrijfssurvey voor tarbot en griet, een samenwerking tussen Wageningen Marine Research en de sector, gebruikt voor de bestandsschatting. Deze levert waardevolle informatie op over de toestand van het bestand.

Uit de nieuwe schatting blijkt dat het volwassen tarbotbestand zich op een lager niveau bevindt dan eerder werd aangenomen, maar dat het tegelijkertijd productiever is. In combinatie met een goede aanwas in 2023 en 2024 heeft dit geleid tot een verhoging van het vangstadvies met 36% ten opzichte van het voorgaande jaar. ICES adviseert voor 2026 een totale vangst van 3.292 ton tarbot in de Noordzee.

Hoewel het gecombineerde vangstquotum voor tarbot en griet formeel nog bestaat, is tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU-lidstaten afgesproken om sinds 2024 vangstlimieten per soort vast te stellen. Daarmee is het gezamenlijke quotum in de praktijk komen te vervallen.

 Griet: bestand blijft gezond, advies stijgt licht, aanlandingen blijven laag
Het grietbestand in de Noordzee en omliggende wateren wordt al jaren als gezond beschouwd en de visserijdruk ligt sinds 2001 onder het MSY-streefniveau.

Ondanks het hogere advies en toegenomen TAC in recente jaren, blijven de daadwerkelijke aanlandingen relatief laag. Op basis van de laatste gegevens adviseert ICES een maximale vangst van 3.086 ton in 2026, een lichte stijging van 3,9% ten opzichte van het vorige advies.

Wijting: stabiel en ruim boven MSY biomassa streefniveau, ruimte voor licht hogere vangst
Het bestand van wijting in de Noordzee en het oostelijke deel van Het Kanaal is de afgelopen zes jaar sterk gegroeid en bevindt zich al geruime tijd ruim boven het MSY-streefniveau.

Ook de visserijdruk is gunstig: die ligt al bijna dertig jaar onder het niveau dat als duurzaam wordt beschouwd. Op basis van deze positieve ontwikkeling adviseert ICES voor 2026 een totale vangst van 198.609 ton wijting. Dit is een stijging van 5,6% ten opzichte van het vorige jaar.

Rode mul: bestand nog boven drempelwaarde, maar overbevissing vereist scherp vangstplafond
Sinds 2012 levert de Nederlandse flyshootvisserij de grootste bijdrage aan de aanlandingen van rode mul uit de Noordzee en Het Kanaal. Rode mul wordt niet met een quotum (TAC) beheerd en de recente vangsten liggen hoger dan wat ICES heeft geadviseerd. Er is ook geen minimummaat vastgesteld voor dit bestand, en een aanzienlijk deel van de aanlandingen bestaat uit jonge, nog onvolwassen vissen.

De ICES-bestandsschatting is een zogenoemde categorie-3-schatting en is gebaseerd op indicatoren voor de bestandsbiomassa en de visserijdruk. Er zijn namelijk te weinig gegevens over dit bestand om een uitgebreide bestandsschatting uit te voeren. De biomassa-indicator laat zien dat het bestand boven de veilige drempelwaarde zit. De indicator voor de visserijdruk ligt boven het MSY-streefniveau, wat aangeeft dat het bestand momenteel wordt overbevist. Het advies is om in 2026 en 2027 niet meer dan 1.932 ton rode mul te vangen. Dit is vergelijkbaar met het vorige advies, maar 40 % minder dan de werkelijke vangsten in de afgelopen jaren.

 Zeebaars: bestand boven referentieniveau na herzien model, vangsten van de sportvisserij hoger ingeschat
Bij zeebaars wordt één advies gegeven voor een heel groot gebied namelijk westelijke wateren en Noordzee. Door een herzien bestandschattingsmodel staat het bestand er beter voor dan eerder gedacht. De paaibiomassa wordt nu geschat op 25.234 ton, dat ligt boven het MSY-streefniveau. Belangrijke aanpassing is de nieuwe schatting van de recreatieve visserij, die ongeveer de helft van de totale vangst vertegenwoordigt.

ICES adviseert een totale vangst van 5.180 ton in 2026 voor commerciële én recreatieve visserij samen. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van dit jaar. Voor zeebaars zijn geen quota vastgesteld, maar wel seizoenssluitingen, beperkingen voor commerciële technieken en vangstlimieten voor onvermijdelijke bijvangst.

Haringbestand gezond, maar vangstadvies 30% lager door herziene referentiepunten en zwakke aanwas
In 2025 zwemt naar schatting ruim 1,2 miljoen ton volwassen haring rond in de Noordzee, het Kattegat, het Skagerrak en het oostelijk deel van Het Kanaal. Het bestand is al drie jaar aan het afnemen, maar blijft gezond en boven het MSY-biomassaniveau.

Het streefniveau voor visserijsterfte (FMSY) is dit jaar naar beneden bijgesteld na nieuwe berekeningen, die uitwezen dat de eerdere waarde te hoog was. In 2024 lag de visserijdruk boven dit nieuwe referentiepunt, wat wijst op overbevissing. Op basis van de MSY-benadering adviseert ICES voor 2026 een totale vangst van 287.772 ton haring, waarvan 282.724 ton voor menselijke consumptie en 5.048 ton voor industriële verwerking. Deze daling van 30% ten opzichte van het vorige advies is vooral het gevolg van de bijstelling van FMSY en een lage aanwas van jonge haring in de afgelopen drie jaar.

Adviezen voor Noorse kreeft en Roggen komen later

In de presentatie van vandaag van de advisering vangstmogelijkheden 2026 ontbreken Noorse kreeft en Roggen. De toestandsbeoordeling en het nieuwe advies komen, zoals gebruikelijk bij deze stocks, later dit jaar beschikbaar.

Voor vijftien bestanden in de Noordzee is nu advies uitgebracht. De Europese Commissie met de andere beheerders het Verenigd Koninkrijk (sinds Brexit) en Noorwegen maken vangstafspraken voor gezamenlijk beheerde bestanden.

Commentaar VisNed

Het is jammer dat het advies voor, de voor onze kottervloot belangrijkste stock, te weten Noordzeetong vertraagd is maar het is belangrijk dat de uitkomsten van de ICES-werkgroep die de toestandsbeoordeling doet ook gevalideerd worden. En als zich rekenkundige onvolkomenheden voordoen moeten deze eerst opgelost worden. Dat lukte niet op korte termijn en vandaar wordt het over de zomer heen getild.

Uit de door ICES gedeelde informatie valt gelukkig wel op te maken dat er geen ingrijpende wijziging zal komen in het advies. Uitgegaan wordt dat de voor dit jaar geadviseerde vangst ook grotendeels in 2026 gaat gelden en dat is een hele geruststelling. De vloot verdient stabiliteit en continuïteit. Hopelijk leveren later dit jaar de EU-VK-onderhandelingen geen problemen op, maar in de afgelopen jaren was tong regelmatig een oneigenlijk discussiepunt tussen de delegaties van de EU en het VK.

Bij schol zien we toch een raar fenomeen. Dankzij een aantal sterke jaarklassen en een uitzonderlijk lage sterfte door de visserij, neemt het bestand verder toe en wordt opnieuw aangegeven dat het paaibestand historisch hoog rond de 1 miljoen ton ligt.

Maar, dankzij een herziening van de referentiepunten, wordt er toch een lagere TAC vastgesteld. Nu zijn de vangstmogelijkheden ruim en wordt het quotum bij lange na niet opgevist maar kijkend naar het enorme bestand en de lage F (= visserijsterfte) bij een herberekening van de referentiepunten het beheer aangescherpt wordt. Concreet: het veilig minimum bestand is nu gesteld op 391.000 ton en dat is, als naar de historie gekeken wordt, een stock die in de hele vorige eeuw niet waargenomen is, en dat komt heel raar en eigenlijk onrealistisch over.

Hetzelfde met de visserijsterfte. Fmsy (duurzame visserijsterfte) is verlaagd van F 0,152 naar F 0,123. Heel bijzonder als bij de vorige Fmsy het bestand het extreem goed doet, waarom met de grens dan verder verlaagd worden.

Nu doet het allemaal geen pijn maar als in de komende jaren de stock gaat dalen of de wetenschap komt tot andere inzichten, kan dat natuurlijk wel knellende situaties opleveren.

Bij kabeljauw heeft ICES het advies 2026 tot nader orde uitgesteld omdat er verder overleg gevoerd met de betrokken partijen EU, VK, Noorwegen.

Duidelijk is dat de 3 adviesvragers niet op één lijn zitten hoe het wetenschappelijk advies geduid moet worden en wat er moet gebeuren om toch vangstmogelijkheden vast te stellen, zeker voor de 2 noordelijke bestanden.

Natuurlijk is het economisch belang voor bijvoorbeeld Schotland en Denemarken van dien aard dat er een creatieve oplossing gevonden moet worden.

De zuidelijke component van het kabeljauwbestand (zuidelijke Noordzee en Oostelijk Engels Kanaal) doet het niet goed, iets wat de visserij ook al jaren waarneemt.

Maar de vraag is wat hier de reden van is? Wij zijn ervan overtuigd dat klimatologische en ecologische oorzaken ervoor zorgen dat deze vissoort migreert naar kouder water. En dat het niet uitmaakt welke beheersmaatregelen bedacht worden maar de kabeljauw komt niet terug in de Keltische zee / Kanaal / Zuidelijke Noordzee.

Het wordt de hoogste tijd dat wetenschap en beleid zich dit ook gaan realiseren en de visserij niet verder in het nauw drijft met allerlei maatregelen die er niet toe doen omdat kabeljauw weigert te luisteren naar onkundige modellen en managementplannen. Er komt steeds meer wetenschappelijke informatie dat het vertrek van kabeljauw uit warmere wateren bevestigd, de visserij heeft daar part noch deel aan.

Wijting gaat ook als een speer en de zorgen over deze predator nemen steeds meer toe. Heel concreet wordt hierbij gekeken naar haring omdat wijting haringlarven op het menu heeft staan maar hetzelfde geldt voor de Noordzeegarnaal. Vraag wordt onderhand; hoe dammen we de groei van het wijtingbestand in.

 

 ICES adviezen 2025