Overlevingsproeven roggen laten goede resultaten zien

Het SUMARiS-project richt zich op het verbeteren van het beheer van roggenbestanden waarbij visserijorganisaties en wetenschappers uit Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk en Nederland samenwerken. Onderdeel van dit project zijn het in kaart brengen van beschikbare kennis, maar ook proeven met overleving van bijgevangen rog. Deze laten goede resultaten zien met overlevingspercentages tot 75%.

 

Er zwemmen in de Noordzee en het Kanaal tenminste zes verschillende roggensoorten waarbij voor onze kottersector de stekel-, gladde en blonde rog de belangrijkste zijn. We zien een duidelijke toename van deze bestanden qua hoeveelheden en ook qua verspreiding over de Noordzee.

Omdat er echter heel weinig wetenschappelijke data beschikbaar is, is er sprake van een 'data limited stock' waarvoor Brussel vanuit het voorzorgsprincipe geen toename van de TAC toestaat. Het is elk jaar tijdens de Decemberraad een hele toer om geen kortingen om de oren te krijgen.

Daarnaast moeten we in Nederland het hele jaar werken met grote restricties in de aanvoer omdat het quotum niet aansluit bij de praktijk die wij op zee tegenkomen en de daaruit voortkomend vangsten. Gelukkig is er een uitzondering voor de aanlandplicht verkregen, anders zouden de roggen in Nederland de belangrijkste choke-species zijn.

SUMARiS richt zich op het verbeteren van het beheer van de roggenbestanden en bestaat uit een aantal onderdelen. Er wordt bijvoorbeeld een atlas opgesteld met de huidige kennis van de verspreiding van roggen. Ook wordt er gewerkt aan een methode om de leeftijd van gevangen roggen te kunnen afleiden uit hun lengte. Hiermee kunnen bestandsschattingen worden opgezet.

Daarnaast wordt binnen het project met onderzoeksreizen vanuit België, Frankrijk, en het Verenigd Koninkrijk (VK) gewerkt aan het scoren van de conditie van de rog na de vangst, om er een overlevingspercentage aan te kunnen koppelen. En tenslotte wordt aan kennisoverdracht gedaan hoe om te gaan met roggen die weer teruggezet moeten worden.

Over al deze onderdelen werd afgelopen maandag in Oostende de stand van zaken doorgenomen. De verzameling van data is “on track”. De overlevingsproeven laten heel goede resultaten zijn. Roggen worden 21 dagen bewaard en overlevingscijfers liggen doorgaans tussen de 50 – 75 %.

Minimum maten

Op dit moment gelden voor roggen in de verschillende lidstaten ook verschillende minimum maten variërend van 40 – 65 cm. Gekeken wordt om te komen tot één uniforme minimum maat, ook meer gebaseerd op quotabeheer en marktomstandigheden die dan elke 3 jaar geëvalueerd kan worden. Discussie hierover wordt voortgezet.

Vanuit de bijeenkomst werd aangedrongen om voorlopige resultaten uit het project uiterlijk in november as. beschikbaar te krijgen zodat dit meegenomen kan worden als input voor de Decemberraad om te bezien of een verhoging van de TAC bepleit kan worden.

Het project valt onder de Europese Interreg-regeling en heeft tot doel om regionale samenwerking te bevorderen. In dit geval tussen Frankrijk, het VK, België, en via VisNed ook Nederland en wordt door de Franse PO FROM Nord geleid.

Verdere partners in het project zijn het Franse onderzoeksinstituut IFREMER,  het Belgische onderzoeksinstituut ILVO samen met onze eigen Belgische zusterorgsanisatie Rederscentrale, en de lokale Britse visserijbeheersorganisatie Kent and Essex Inshore Fisheries and Conservation Authority. VisNed en het Britse onderzoeksinstituut Cefas zijn als observer bij het project betrokken.

Het driejarige project wordt volgend jaar op 29 en 30 april afgesloten met een tweedaagse bijeenkomst in Boulogne sur Mer.