Aanlandplicht; hoe nu verder?

De volledige aanlandplicht geldt in EU-verband sinds 2019 maar tegelijkertijd gelden voor bijna alle visserijen een groot aantal uitzonderingen en deminimis-regelingen om de aanlandplicht werkbaar te houden. Grote zorgen zijn er over de toekomst van dit deel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) omdat iedereen moet erkennen dat de aanlandplicht niet uitvoerbaar, niet naleefbaar en niet handhaafbaar is. Afgelopen vrijdag was hierover een gesprek tussen LNV, NVWA en visserijorganisaties.

In Nederland is onderhand iedereen bij overheid en sector  er van overtuigd dat de aanlandplicht in de huidige vorm niet door te voeren is en spreekt dat ook steeds meer uit.

Daar is moed voor nodig want dit betekent dat erkend wordt dat dit hoofdstuk uit het GVB herzien moet worden. En daar zit op dit moment de crux want Nederland is op dit punt in Europa nog steeds een roepende in de woestijn.

De Nederlandse oproep om een evaluatie van de aanlandplicht en nadenken over alternatieven vindt vooralsnog geen weerklank bij de Europese Commissie (EC) en andere lidstaten.

De EC is van mening dat er geen fundamentele discussie over het GVB plaatst hoeft te vinden, laat staan een herziening. Hierdoor ontstaat een steeds groter wordende kloof tussen de wensen van de visserijsector en de wensen van de Commissie als het gaat om de toekomst van de aanlandplicht.

De EC gaat zelfs de confrontatie aan met de lidstaten en concludeert in diverse audits naar het toezicht op de aanlandplicht dat meerdere lidstaten, waaronder Nederland, falen om het toezicht op de aanlandplicht op een effectieve manier vorm te geven. Zowel de naleving van de aanlandplicht zelf als de registratieplicht van discards worden slecht nageleefd.

Nederland heeft zelf ook geconcludeerd dat de huidige controlemiddelen niet effectief zijn voor het toezicht op de aanlandplicht. En ook geen mogelijkheden te zien om dit wel op te tuigen. Op grond van het GVB is Nederland echter verplicht om alles te doen wat nodig is om deze controle vorm te geven.

Eén van de wensen van de EC is dat lidstaten een pilot optuigen met CCTV (cameratoezicht). Dit dan vooruitlopend op het opnemen van deze verplichting in het voorstel van de Commissie voor een wijziging van de Controleverordening.

LNV gaf in de bespreking aan dat Nederland snel stappen moet om een ingebrekestelling door de Commissie te voorkomen waarbij zo’n pilot dringend gewenst is.

Daarnaast is er begrip voor de zorgen van de sector met betrekking tot de werkbaarheid van de aanlandplicht en de onzekerheid van het tijdelijke karakter van de uitzonderingen.

Vanuit VisNed hebben we, zonder veel terug te kijken, aangegeven dat bij de discussie rond de introductie van de aanlandplicht 10-12 jaar geleden, voor bovengenoemd scenario is gewaarschuwd.

En hetzelfde dreigt binnen een aantal jaren door nu mee te gaan in de "oplossing" die vanuit Brussel bedacht is: CCTV-cameratoezicht.

Voor de aanlandplicht is onder de vissers geen enkel draagvlak, die zal er ook niet komen en hetzelfde zal aan de orde zijn bij plannen rond cameratoezicht. En via controle en repressie onwerkbare regels afdwingen is echt een onbegaanbare weg. Verder blijkt uit het FDF-project zelfs dat, ondanks gemotiveerde deelnemers, goede registratie en toezicht niet te realiseren zijn.

De aanlandplicht gaat niet weg maar zal in haar huidige vorm nooit gaan werken. We moeten in Europa de discussie blijven voeren dat deze weeffout in het GVB hersteld wordt.

Verder hebben we aangegeven er van overtuigd te zijn dat het probleem van discards zich in elke 80 mm-visserij manifesteert, ongeacht met welk vistuig en op welke soorten gevist wordt. En wat te denken van de garnalenvisserij.

Dit zou moeten betekenen dat lidstaten met deze visserijen, maar ook het Europese visserijbedrijfsleven gezamenlijk op moeten trekken om de regelgeving rond de aanlandplicht aangepast te krijgen.

LNV en visserijorganisaties hebben afgesproken dat we bij Europese collega’s blijven aandringen op het gezamenlijk optrekken om een werkbare regeling te krijgen, ook als de uitzonderingen beëindigd worden.

De inzet moet gericht blijven op een alternatief op de aanlandplicht in de vorm van automatische vangstregistratie in combinatie met selectiviteitsverbetering, waar mogelijk.