Aanlandplicht; tijd kopen is het devies

Sinds 1 januari 2019 kennen we, na een inwerkingsperiode van slechts 4 jaar, de “volledig” geïmplementeerde Aanlandplicht. Dankzij een scala van uitzonderingen en de minimis-regelingen is het voor de vloot nog steeds enigszins werkbaar. Maar iedereen is er van overtuigd dat deze Aanlandplicht trekken aan een dood paard blijft. Daarom komt steeds meer de overtuiging dat deze onwerkbare Aanlandplicht omgezet moet worden naar een werkbare Registratieplicht.

 

Slechts 4 jaar gunde de Europese Unie zichzelf om de Aanlandplicht in te voeren, gewoon een onrealistische tijdsbestek als gekeken wordt om hoeveel verschillende gemengde visserijen in een groot aantal gebieden het in de Europese visserij gaat. Zelfs een land als Noorwegen met veel minder verschillende soorten visserijen heeft een implementatietraject van ongeveer 25 jaar achter de rug. Terwijl in deze Discardban ook meer op de praktijk gerichte bepalingen van kracht zijn, met een grote verantwoording in de uitvoering voor de schipper en bemanning van het vissersvaartuig.

Echter, de Europese Aanlandplicht is tijdens de laatste herziening van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid (GVB) onder grote politiek druk tot stand gekomen en moest vorig jaar in feite gered worden door het toepassen van een groot aantal uitzonderingen. Alleen daardoor wordt de vloot gaande gehouden. In Nederland kennen we meerdere uitzonderingen, bijvoorbeeld voor de garnalenvisserij (algemeen) en de boomkor 80 mm voor ondermaatse tong (gebruik Belgisch paneel, bij geen gebruik moet ondermaatse tong aan boord gehouden worden), ondermaatse schol, wijting, zeebaars en rog.

Gelukkig realiseren zich in Europa steeds meer beleidsbepalers dat de Aanlandplicht onwerkbaar zal blijven, zeker in gemengde visserijen. Daardoor wordt de roep om een andere benadering steeds luider; weg met de Aanlandplicht, daarvoor in de plaats een goede Registratie van vangsten.

Maar wijzigingen in de basisverordening GVB kunnen alleen tijdens de 10-jaarlijske herziening doorgevoerd worden, in dit geval in 2022. Dit betekent dat we tot die tijd zoveel mogelijk creatief met deze Aanlandplicht moeten omgaan wat feitelijk neerkomt op tijd kopen totdat het moment daar is.

FDF

In dat licht moet ook het FDF-project gezien worden dat LNV, WMR en VisNed optuigen. Alleen daarmee behouden we de huidige uitzondering om ondermaatse schol te moeten aanvoeren. Natuurlijk kunnen we ook roepen: “niet aan beginnen," maar dat betekent dan wel dat schol onder de Aanlandplicht valt en uit de Best Practices-projecten weten we dat er dan onwerkbare situaties aan boord ontstaan met veel extra werk (meer bemanning), hogere kosten, lagere opbrengsten (minder deelloon voor de bemanning) waardoor de economische resultaten zwaar onder druk komen te staan.

En als we geen discards aan boord houden waar dat wel verplicht is en we krijgen (buitenlandse) controle op zee ? Uit Last haul-onderzoeken hebben controlediensten immers veel informatie gehaald. Dan zijn we in overtreding en kan dat voor onze leden heel nare consequenties hebben, bijvoorbeeld vervolging en strafpunten.

Ook VisNed zit niet te wachten op “big brother is watching you” maar zoals hierboven geschetst; om tijd te kopen op weg naar een andere meer praktische invulling gaan wij wel door met FDF. Bij FDF worden trouwens alleen beelden gemaakt van de vis op de lopende ban. Niet meewerken aan het project, maar wel dankbaar gebruik maken van de uitzondering op aanvoer ondermaatse schol is natuurlijk erg goedkoop en inconsequent meeliften op het initiatief van anderen.  Ook LNV is op zoek naar een uitweg en stelt in dezen de constructieve opstelling van VisNed in hoge mate op prijs.